VRIJHEIDSBENEMING IN UITLEVERINGSZAKEN

Tot aan het hierna te noemen vonnis d.d. 10 januari 2008 werd in Suriname de vrijheidsbeneming van een opgeëiste persoon (iemand van wie de uitlevering door een vreemde Staat wordt verzocht) door het Openbaar Ministerie gecontinueerd zonder dat de rechter op de vordering van het Openbaar Ministerie had geoordeeld of de voortduring van de vrijheidsbeneming rechtens geoorloofd was. Bij vordering d.d. 14 november 2007 in kort geding ingesteld bij de kantonrechter in het Eerste Kanton, heeft een van de aan Sewcharan & Pick verbonden advocaten de onmiddellijke invrijheidstelling gevorderd van de opgeëiste persoon in kwestie, aanvoerende dat de vrijheidsbeneming in strijd was met het Uitleveringsrecht van Suriname. Vanaf dit vonnis is het Openbaar Ministerie verplicht steeds om de dertig dagen een dergelijke vordering in te stellen bij de kantonrechter in uitleveringszaken, die over de rechtmatigheid van de voortduring van de vrijheidsbeneming zal moeten beslissen. Indien de kantonrechter de voortzetting van de vrijheidsbeneming onrechtmatig acht dan zal hij die met onmiddellijke ingang beëindigen. Het bedoeld vonnis is hier in te zien.